Op de wegenbelasting, zo had ik bedacht. Toen kon je nog belasting overschrijven van de ene auto naar de andere, echter dat was in de praktijk toch wat lastig.
Ik woonde en werkte toen in Amsterdam en had geconstateerd dat er regelmatig controles waren, maar steeds op dezelfde in-en uitvalswegen. Die hindernis was dus snel genomen.
Dit heb ik jaren volgehouden, totdat ik op 27 april 1981 voor een Citroën GS een boete kreeg van NLG 456,00, nota bene op de dag dat ik hem had verkocht! Ondanks mijn vrijwaring van die dag (nog steeds in mijn bezit) had mijn aangetekend bezwaar geen succes.
Veel mensen zouden zeggen: jammer, afgelopen jaren is het goed gegaan, het is all in the game. Ik echter was gekrenkt, ik had immers een vrijwaring? Ik was door de overheid nu verplicht door te gaan met deze praktijken.
Er werd naar het midden van het land verhuisd, waardoor de pakkans weer groter werd. Ook hiervoor had ik een oplossing.

Nog steeds was ik in het bezit van een klassieke Citroën en had voor dagelijks gebruik een nieuwe C-15 Diesel gekocht. Het was 1991. Ik was ook 40 jaar geworden. Op die leeftijd word je geacht wijzer en serieuzer te zijn en ik had mijn vrouw beloofd om op dat moment wegenbelasting te gaan betalen. Ik voldeed het bedrag van NLG 98,00 (!) voor drie maanden en trad toe tot het rijk der verstandigen.
Ik kocht elke 6 maanden weer iets anders, of in ieder geval elk jaar. Ik moest nu voor mijn werk elke dag naar Amsterdam en terug en was om 7.00 uur ’s morgens al weg. Nooit zag ik om die tijd een ambtenaar werken! Terug in de spits ging ik na 16.30 of 17.00 uur en ook op dat moment heb ik nooit controles gezien. Dat ging dus goed, zo goed dat ik zelfs nieuwe auto’s kocht, maar nog steeds zonder wegenbelasting. Inmiddels werd dit – tot grote ergernis van mijn vrouw – een doel op zich.
Hoe lang blijft dit goed gaan?In die week reed ik ’s morgens om 7.10 uur op de provinciale weg en werd geflitst! Ik kon het niet geloven. In mijn achteruitkijkspiegel kreeg ik de bevestiging. “Prima toch” zei ik tegen mijn vrouw, alleen 20 jaar te laat”. “Toch goed dat je had betaald”, zei ze nog. Diezelfde dag, om 17.00 uur, werd ik na de Coentunnel weer geflitst. Dat kon niet waar zijn! Ik had op 1 dag een ambtenaar getroffen die én vroeg begon én ook nog overuren maakte. Bovendien volstrekt overbodig, ik betaalde immers. Ik kwam tot de volgende conclusie: Als je 20 jaar niet bent geflitst en dan na die periode ook nog eens 2 keer op een dag, hoe langzal het dan nog duren voor je weer wordt gecontroleerd? Ik schatte die kans laag in.
Dus wat deed ik? Ik kocht geen nieuwe auto’s meer, maar weer gebakjes, liefst met lichte schade. Het is allemaal jaren goed gegaan. Eén keer kreeg ik vlak voor het invoeren van de houderschapsbelasting een boete voor een Mercedes Diesel. Ik zag de heren staan en kom op dat moment nog draaien. Ik besloot sportief door te rijden en me te laten flitsen. Ik rekende op een boete van NLG 1.750,00, maar kreeg er eentje van NLG 548,00 die ik lachend betaalde.
Vanaf 1971 tot het invoeren van de houderschapsbelasting ben ik welgeteld 52 auto’s verder. Van alles wat, variërend van Eend tot Mercedes en Chevrolet (op gas). Nu rijd ik een
tweedehands Mercedes 190 Diesel en betaal trouw NLG 133,00 per maand. Mijn klassieker is echter belastingvrij, zodat ik toch nog enige genoegdoening heb van deze uitgave.
(PS. Inmiddels staat de teller van auto’s op ruim 70 en er wordt nog steeds keurig betaald, met uitzondering van 2 klassiekers.
Zelfs de eend van mijn meisje doet niet mee met de
overgangsregeling).
Het prachtige verhaal van B. Blacquière.
Hartelijk dank!